Wat ik vooral interessant aan deze biechts vind is dat de Mol hier voor het eerst vrijuit mag praten - en ook nog even een praatje moet inpraten als kandidaat. Ik denk dat de Mol hier misschien nog wel het best te herkennen in als kandidaat-speler
Jochem: 'Ik ga winnen omdat...' Ik zie een kandidaat niet zo snel zo zelfverzekerd praten, dus afhankelijk van de vraagstelling zie ik hier wel een in-een-kandidaat-in-te-leven-proberende Mol in.
Diederik: Vind ik bij nader inzien wel een kandidatenbiecht
Jeroen: 'Ik denk dat je als goede kandidaat...' klinkt alsof hij zich in een kandidaat moet inleven
Het knipje halverwege de zin waarin hij ineens zegt 'hoe sta je ten opzichte van de andere' zou ik wel mooi vinden als die andere helft van de zin eigenlijk over zijn Molschap gaat.
Yvonne: Haar grootspraak doe je alleen als kandidaat.
Sigrid: Zegt dingen voor een Mol
Sanne: Zou kunnen. Zou ook kunnen van niet.