Frans ging biechten. Hij begon te vertellen:
Ik kwam een leuk meisje tegen in het dorp
En de pastoor: dat is geen zonde
We gingen samen wat drinken
En de pastoor: dat is geen zonde
We gingen samen naar haar huis
En de pastoor: dat is geen zonde
En vervolgens naar haar slaapkamer
En de pastoor: dat is geen zonde
We zoenden wat
En de pastoor: dat is geen zonde
Gaandeweg ontdeden we ons van steeds meer kleding
En de pastoor: dat is nog steeds geen zonde
En toen we beide niets meer aan hadden, kwam haar moeder de slaapkamer binnen.
En de pastoor: dat is pas zonde