Wat voorafging en wat er gebeurde:
Het Museum van Onalledaagse Kunsten heeft zijn hoogtepunt gehad: bezoekersaantallen lopen terug, inkomsten dalen, het pand begint te verouderen. Marius van Meyerhold, een koppige, chagrijnige, oude man doet er niets aan. Volgens hem ligt de schuld bij het jonge publiek, ongeïnteresseerde en oppervlakkige nietsnutten die de digitale wereld verwarren met de echte wereld. Zijn bankrekening loopt ook langzaam leeg. Zijn vrouw, Machteld van Meyerhold, die enkel met hem is getrouwd om zijn geld, trekt het niet langer. Hoe kan zij leven van zijn geld als hij geen geld meer heeft? Ze moet iets verzinnen. De sluwe kunsthistorica schaft op de zwarte markt een goedkope gouden monstrans aan, met de gedachte dat niemand zou zien dat deze nep is. De monstrans werd het kopstuk van een nieuwe tentoonstelling en het publiek (en de inkomsten stegen).
Maar daar was Ali, van de Balie. Ali, ooit student kunstgeschiedenis, leeft voor de kunst. Echter wordt hij door zowel Marius van Meyerhold als Machteld van Meyerhold behandelt als oud vuil: een nietsnut, overal inzetbaar, zonder ruggengraat. Dit vreet aan Ali, hij kan er niet meer tegen. Heel zijn leven, zijn passie en zijn energie stopt hij in de kunst en in het museum – voor een heel mager salaris, waardoor hij helaas niet kan rondkomen. Wanneer hij op de nieuwe tentoonstelling ziet dat het topstuk nep is (vanuit zijn achtergrond als student kunstgeschiedenis merkt hij dit eenvoudig op), knapt er iets. Hij voelt zich beledigd en verraden, maar ook bang. Wat nu als dit naar buiten komt? Dan wordt het museum gesloten en verliest hij zijn baan! Dan bedenkt hij iets… Ali weet dat Machteld degene is die de kunst inkoopt in het museum en hij benadert haar. “Ik zeg niks, in ruil daarvoor wil ik geld.” Machteld, geschrokken van Ali en zich bewust dat wanneer Ali dit naar buiten brengt haar carrière klaar is, geeft hem geld. Ali, die nog nooit in deze machtspositie heeft gezeten, draait door en vraagt keer op keer een grote som geld.
Machteld ziet dit niet meer zitten, zo raakt haar bankrekening wel heel snel leeg. Ze besluit de Amerikaanse kunsthandelaar John Stuart Richardson te benaderen. Ze kent hem van kunstbeurzen en naast zijn oog voor kunst heeft hij ook oog voor vrouwelijk schoon. Richardson komt halsoverkop uit Amerika gevlogen en met wat geflirt is de deal zo rond: Machteld verkoopt de monstrans aan Richardson voor een groot bedrag. De onderhandelingen vinden plaats in het museum en manusje-van-alles Ali ziet deze twee. Hij luistert door het sleutelgat van de deur en hoort wat Machteld van plan is. Hij schrikt en raakt in paniek: hij zou zijn enige machtspositie die hij ooit had verliezen! Bij vertrek volgt hij Richardson naar buiten, ziet hem wegrijden en volgt hem in zijn eigen auto – die avond zet Ali de auto van Richardson in vuur en vlam en bedreigt de kunsthandelaar: wanneer hij zich niet terugtrekt, zal hij ook Richardson doen branden. Richardson trekt zich snel terug.
Machteld is zo geen stap verder: wat moet ze doen? Ze besluit in een wanhoopspoging de monstrans te stelen. Ze geeft haar man Marius een slaappilletje en deze slaapt de hele nacht rustig door, terwijl zij ’s nachts een inbraak in scène zet. Ze dumpt de monstrans bij het Lucien van het Lange Gras, de schoonmaker van het museum met nul verstand van kunst en een geheugen van helemaal niets, en zijn vrouw. De twee vinden het gouden object en plaatsen het in huis – zich van geen kwaad bewust.
Machteld, de feeks, dacht gewonnen te hebben.
---
Jullie zaten dus op het goede spoor
Dank voor jullie inzet en vraagjes!