#1
Categorie: Zintuigen
Feit: Uilen hebben vrijwel geen beter gezichtsvermogen dan mensen
Achtergrond:Het lijkt vaak te worden aangenomen dat uilen een fabuleus gezichtsvermogen hebben. Dat is niet geheel correct.
Het is eveneens niet geheel incorrect - maar ga maar na: er kunnen maar een beperkt aantal staafjes en kegeltjes in zo'n oog worden geperst, en we zitten redelijk aan onze max. Dus hebben uilen absoluut zoveel grotere ogen? Dat valt ook wel mee.
Dus daarmee is het afgedaan? Nee. Natuurlijk niet. Werkelijk waar.. Goedgoed, de eerste vraag, het is nog wat inkomen.
Het is de vraag wat je met de ruimte in je oog doet. Uilen hebben vooral veel staafjes, en vrij weinig kegeltjes. Kegeltjes zijn voor kleur; staafjes zorgen ervoor dat je bij weinig licht nog wat kan zien.
We hebben ons dus anders gespecialiseerd. Zolang er mooi veel licht is, zoals overdag, dan hebben wij mensen een veel beter gezichtsvermogen dan uilen. Scherper met betrekking tot de grenzen van objecten; en gevoeliger met betrekking tot hoeveel licht ergens op schijnt. Dus dan zijn we beter dan uilen - werkelijk heel veel beter. En als het wat schemert blijven we nog vrij lang onze tong uitsteken naar die flapperbeesten. Daarentegen bakken we er 's nachts niets van.
Uilen zijn wat consistenter [zie het grafiekje hieronder]. De Amerikaanse Oehoe (Great Horned Owl) is overdag vrij matig en wanneer de hoeveelheid licht afneemt (negatieve waarde bij log luminance) dan neemt hun gezichtsvermogen af - maar duidelijk minder dan wij mensen: wij storten in het grafiekje al helemaal neer.
Nog vele malen consistener is de kerkuil (barn owl). Ongeacht de hoeveelheid licht (luminance) ziet die ongeveer evenveel. De grafiek is alleen over scherpte, maar het artikel meldt dat contrast een equivalente grafiek oplevert. De kerkuil ziet altijd ongeveer even goed als wij mensen zien wanneer het schemert. Dus dat is niet best, en dat is niet heel scherp. Maar 's nachts is het goed genoeg.
uit Orlowski, J., Harmening, W., & Wagner, H. (2012). Night vision in barn owls: Visual acuity and contrast sensitivity under dark adaptation. Journal of vision, 12(13).
Doordat kerkuilen zo uitzonderlijk consistent zijn doet zich een opmerkelijk fenomeen voor. Wij mensen weten vrij goed wanneer het dag en nacht is. Dingen klinken, ruiken, smaken en voelen nog hetzelfde - maar 's nachts is het donker. Duidelijk. Ons ritme wordt constant gecorrigeerd door de hoeveelheid licht. Kerkuilen hebben dit vrijwel niet, en zijn voor een goed deel afhankelijk van hun interne klokje om te weten hoe laat het is. En of het dus bijvoorbeeld tijd is om te gaan jagen.
Wanneer een kerkuil over verschillende tijdzone's wordt getransporteerd heeft het zodoende substantieele aanpassingsproblemen. Het ziet nog steeds even slecht, en heeft geen idee dat het overdag is - dus dat jagen momenteel vrij inefficient gaat zijn. De beesten zijn niet geheel dom, dus ze passen zich uiteindelijk wel aan - maar daar kunnen weken overheen gaan.
In vroeger tijden zijn soortgelijke methoden gebruikt voor het trainen van uilen. Ze werden gehouden in geheel verduisterde ruimtes voor lange tijd, totdat de uilen geen idee meer hadden van de tijd. Het beest bakte spontaan niets meer van jagen (want de prooi zag ze al van verre aankomen), werd hongerig, en de trainer had wel voedsel. In no-time werd de vogel geconditioneerd op de combinatie trainer=voedsel, en men had een volgzame vogel.
Zodoende.