U groetende van achter de goedkeurende glimlach van Tante Nonneke, wuif ik even vriendelijk naar Zuster Portasia en alle andere Promoliaten.
Gezien mijn eerder late, desalniettemin blijde intrede in uwe contemplatieverige en ontledende gemeenschap, lijkt het me aangewezen niet meteen mijn vermoedens op uw aller zielen los te laten, doch even de Noah uit de ark te kijken en even stiekem uw reilen en zeilen te belezen.
Want, wat bekroop me deze ochtend na het beëindigen van de lauden? Eén verlichte ingeving die -na openbaring aan mijn helaas wel lichtelijk beschonken metgezellen- als een bliksem door het firmament schoot en alle waarheden, veronderstellingen en al dan niet goede bedoelingen onzer medemens op een steile alhoewel niet desastreuze helling zette.
Jawel, jawel, het leek me plots allemaal heel duidelijk: waarom zouden er zich geen grijzige pijen onder ons bevinden? En, zo niet, laat ze dan nu opstaan. Zo wel, laten we ons wapenen met alle aandachtigheid en ons niet laten inpakken door schijnheiligheden van vermeende valschaarden.
Waarmee ik maar wil zeggen: wie onder jullie is er hier eigenlijk te vertrouwen?
ik groet u allen minzaam,
en tot nader orde
zijt u allen bovendien gezegend